-
1 savour
n. met waardering proeven; genieten van; kruiden; goede smaak hebben; smaak toevoegen--------n. smaak; geur; aroma; vermogen opwinding te veroorzakensavour1♦voorbeelden:1 a view with a savour of intolerance • een standpunt dat naar onverdraagzaamheid zweemt/riektthe savour of local life • de eigenheid van het plaatselijke leven————————savour2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 the savour of local life
the savour of local life
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский